DE IRRELEVANTE MAN


hij was in een barak.
zijn kop was in een zak.
“om kwart voor acht en tien voor tien
mag iedereen naar zijn oren zien!”
de woorden die hij sprak:

is dit mijn werk? zoveel voor zo weinig? 
ik stap als John Merrick van nul naar oneindig...

het leven was karton.
een voor een jeton.
maar wanneer zij hem jenever goot
een zomer dat onweert door de goot
dan leek het of het kon.

ik sta in gordijnen, mijn engel in blauw...
ik hou van geheimen, ik hou van de kou...

de lavabo was heerlijk.
de plaaster van beton. 
oranje was in haar nachtjapon
het spiegeltje dat langs haar armen glom
en toch bleef hij nog eerlijk.

ik ben hier niet voor een wasbeurt!
wij zijn niet even sterk!
ik moet met je praten, - mijn liefde is mijn werk...

ik wil nooit meer ‘s avonds geld liggen natellen!
gewoon de waarheid vertellen,
en mooie verhalen

waar ze ‘s avonds
de kinderen nog voor uit het bed halen
omdat ik nonkel van ze mag worden...

en nooit, nooit meer van die borden in mijn leven!
als u mij wil vergeven – ik ben een mens!
ik ben een mens!
een mensenstem is wat ik wens…

wijd achter de regen is hij nu,
en niemand kwam hem tegen.
sommigen beweren nog op het Schoonselhof
daar zou hij musiceren voor een halve Chocotoff
maar dat zal niet, hij is echt te verlegen.